Pages

Wednesday, July 17, 2013

niet zeker over dit stukje

Bij het schrijven van een boek, zijn er altijd momenten, dat je niet zeker bent over een geschreven stuk. Ik heb dit wel vaker. Meer dan eens heb ik hele verhalen overgeschreven, omdat een stuk mij niet aanstond. Daarom vraag ik jullie: de lezers, om hulp. Kunnen jullie mij commentaar of tips geven voor onderstaand stuk? Over de tekst van de man: Die is met opzet in zeer slecht Frans geschreven. Het behoort meer fonetisch te worden uitgesproken, dan dat het werkelijk een Franse toon heeft. Dus alsjeblieft, als je commentaar hebt, onthoud dat dit niet mijn niveau van de taal is. Hieronder een stukje van het verhaal. De hoofdpersoon, Hattea, gaat naar een stuk bos waar veel kruiden groeien. Ze ontmoet een man, die nieuw is in het dorp. Veel leesplezier.


Hattea zette de volgende ochtend haar fiets bij het pad die het Heksenbos in leidde. Ze had haar moeder kunnen overhalen om alleen te gaan en vol goede moed stapte ze, met een tas vol spullen, het pad op. In tegenstelling tot de rest van het bos, dat naar rotte bladeren en hars rook, zat hier de geur van vele kruiden in de lucht. Het leek zelfs warmer onder de gekronkelde bomen. Hattea snoof diep. Ze herkende meteen de geur van rozemarijn, die langs het pad groeide. Het leek wel of iemand had geprobeerd om de blaadjes zoveel mogelijk geur af te laten geven. Het was overweldigend, als je dichtbij kwam. Hattea nam een takje van de dichtstbijzijnde plant, noteerde de naam en keek rond. Ondertussen bleef ze diep door haar neus ademhalen om zoveel mogelijk geuren te herkennen. Ze herkende jasmijn, munt en vreemd genoeg, koffie. Koffie? Hattea keek om, recht in het gezicht van een onbekende man. Hij had ongeveer haar leeftijd, had blond haar met een bruine streep dat in een hoog kapsel en paardenstaartje was gekamd, en de meest sprekende groene ogen die Hattea ooit had gezien. Een ander sprekend deel van zijn gezicht was zijn neus, die was tamelijk lang.
“Bonjour,” zei hij.
“Ehm…” antwoordde Hattea. Het was een lange tijd geleden, dat ze Frans had gesproken. “Bonjour. Je ne parle pas Français…bien?” Ze struikelde een beetje over de woorden. Ze probeerde het met handgebaren te verduidelijken, maar hij keek haar verward aan.
Na een kleine pauze zei hij: “Als je ‘et wielt, kan iek ook in jouw taal pratuh.” Hij had een zwaar accent, dat een beetje raar klonk in Hatteas oren. Het leek wel of hij Frans had geleerd van iemand, die het eerst vanuit een andere taal had geleerd en het had vervormd na jaren van eigen gebruik.
“Oh, ja. Dat is misschien wel handiger,” zei Hattea, blozend om haar slechte kennis van de taal.
“Bon,”antwoordde hij, “Iek denk dat iek …perdu ben.” Hij gebaarde naar het bos in het algemeen.
“Verdwaald?” hielp Hattea.
“Oui,” hij lachte zijn witte tanden bloot, “Verdwaald. Iek moet naar le supermarche.”
“Oh, de supermarkt,” gelukkig kon Hattea hem wat makkelijker verstaan, “Dat is de andere kant op.” Ze legde hem de route naar de supermarkt uit, terwijl ze hem naar het begin van het pad leidde. Hij knikte en herhaalde haar instructies.
“Rechts, bie du weg grande lienks et ‘et ies aan du lienkerkant?”
“Inderdaad.”
“Merci, madame,” zei hij, zijn tanden weer bloot lachend. Het viel Hattea op hoe zijn groene ogen twinkelden, elke keer als hij lachte. Plotseling pakte hij haar hand en drukte een kus op de rug. Hattea bloosde weer. Hij draaide zich om en begon te lopen.

Even bleef Hattea staan waar ze stond, voordat ze zich wakker schudde en het pad afliep het Heksenbos in. Ze had nog niet genoeg ontdekt, om een goede thee te kunnen maken. Ze keek even naar haar notities. Ze had rozemarijn en jasmijn opgeschreven. De scherpe geur van munt drong haar neusgaten weer in. O ja, munt. Snel schreef ze het op. Ze speurde de grond af naar de bronnen van de geuren, maar de planten waren te ver van het pad af. Het leek wel, of de planten recent waren gekneusd, zodat de planten hun geuren scherp afgaven. Ook vond Hattea een zoethoutplant, die dicht bij het pad groeide. Ze brak een tak af, rook eraan en deed het in haar tas. Hoe verder ze liep, hoe luider het geluid werd van het stromende water. De Hondeplas was hier ruw en snel. In de zomer kwamen alleen de ervaren zwemmers. De rivier liep langs het dorp als een kabbelend stroompje, in de zomer niet breder twee meter. Verder van het dorp af verbreedde het zich tot een breedte van zelfs tien meter en diep genoeg om te verdrinken. Hoe verder de rivier het bos in werd gevolgd, hoe ruwer die werd. Na drie minuten lopen kon Hattea niet meer verder, omdat de rivier het pad doorkruiste. Ze keek om zich heen, of er nog een ander pad liep dat ze kon gebruiken, maar er was niets. Ze draaide zich om en keek naar haar notities. Veel stond er niet op en de enorme schatten, die het boek had beloofd, had ze ook nog niets van gezien of geroken. Ze liep ze het pad terug naar waar haar fiets was. Ze ging zitten op het bankje dat bij het pad was geplaatst en haalde een thermosfles uit haar tas. Toen ze de dop eraf haalde, kwam de damp haar tegemoet en ze begon te glimlachen.
“Madame,” het was de jongen weer, “Excusez. Iek ‘eb mij niet voorgesteld.” Hij maakte een buiging, “Mon naam ies Phil.” Hattea wachtte even op de achternaam, maar de kwam niet.
“Oh, ehm… Mijn naam is Hattea,” zei ze om de stilte te verbreken. Phil kwam naast haar zitten en pakte haar vrije hand.
“’Attea,” zei hij zwoel, terwijl hij wat dichterbij boog, “Iek moest nog zeggen…” Hij keek diep in haar ogen. Zijn wat lange neus raakte bijna de hare aan. Hattea hield onbewust haar adem in. “Vous etez une vache grass et votre…”
Voordat Hattea het door had, had haar hand zich uitgestrekt en zijn gezicht geraakt. Haar hand bleef nog even op zijn wang rusten, waardoor zijn hoofd nogal ver werd weggedraaid. Phil liet haar andere hand los. Hattea stond op, pakte haar tas in en stapte op haar fiets.

No comments: